22 december 2012

De donkere kamer van Damokles




Verwachting van het boek:
Ik denk dat ‘De donkere kamer van damokles’ een leuk boek is. De kaft van het boek vertelt echter niet veel over het boek zelf. Ik verwacht dat het boek over een soort mysterie  zal gaan en erg spannend is. Dat verwacht ik omdat de titel ‘De donkere kamer van Damokles‘ erg raadselachtig en mysterieus is. Er is zelfs geen plaatje op de kaft van het boek en ik kan me er weinig bij voorstellen. Ik hoop wel dat er 1 verhaallijn is en niet een aantal verhaallijnen door elkaar.

De schrijver:
Het boek ‘De donkere kamer van Damokles’ is geschreven door Willem Frederik Hermans (W.F. Hermans). Hij was was een Nederlandse fysisch geograaf die vooral bekend is geworden als schrijver. Hij wordt met Gerard Reve en Harry Mulisch gerekend tot De Grote Drie, de drie belangrijkste naoorlogse Nederlandse auteurs.
W.F. Hermans is geboren op
1 september 1921 in Amsterdam en overleden op 27 april 1995 in Utrecht. Hij groeide op in een Amsterdams onderwijzersgezin.
De zelfmoord van zijn zuster en een neef bij de inval van de Duitsers in mei 1940 betekende een schok voor hem. Deze traumatische ervaring en zijn gevoel van achterstelling en miskenning zijn waarschijnlijk van grote invloed geweest op de ontwikkeling van zijn schrijverschap. Het is in ieder geval een veelvuldig terugkerend thema in zijn werk. Verwijzingen naar de zelfmoord van zijn zus komen in twee romans duidelijk voor: in
Ik heb altijd gelijk (1951) en in Herinneringen van een Engelbewaarder (1970). Ook in De donkere kamer van Damokles wordt verwezen naar zijn zus, het hoofdpersonage in het boek heeft namelijk een relatie met zijn nicht.
Hermans volgde zijn middelbare schoolopleiding aan het Barlaeus Gymnasium te Amsterdam, in dezelfde klas als Reina Prinsen Geerlings. Op aandringen van zijn vader koos hij voor een studie sociale geografie die hij in september 1940 begon aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), maar in 1941 stapte hij over op fysische geografie.
Op 9 april 1943 haalde hij zijn
kandidaatsexamen. Hermans weigerde de loyaliteitsverklaring te tekenen en moest zijn studie daarom staken.

Hermans werkte na de Tweede Wereldoorlog mee aan verschillende literaire tijdschriften, onder meer aan
Criterium en Podium. Hierin werden delen van zijn eerste romans gepubliceerd die veel stof zouden doen opwaaien in het Nederlandse literaire wereldje en daarbuiten. Reeds tijdens de oorlog experimenteerde hij al veel met zijn drang tot schrijven. Hij trouwde op 4 juli 1950 met Emmy Meurs, een Surinaamse, met wie hij in 1955 een zoon kreeg (Ruprecht). In 1952 werd hij vervolgd wegens een passage in Ik heb altijd gelijk, die beledigend zou zijn voor het rooms-katholieke volksdeel. Er volgde echter vrijspraak, omdat het om een uitspraak van een romanpersonage ging en niet van Hermans zelf.

Hij promoveerde in 1955 cum laude en was van 1958-1973 lector in Groningen.
In 1953 werd hij benoemd aan de Rijksuniversiteit Groningen, aanvankelijk als assistent en later als Lector in de fysische geografie. Hermans promoveerde op 6 juli 1955 cum laude aan de Gemeente Universiteit op het proefschrift Description et genèse des dépôts meubles de surface et du relief de l'Oesling, over aardlagen in de Ösling (Luxemburg), met Gerard Reve en Oey Tjeng Sit als paranimfen. In Groningen werd Hermans naar eigen zeggen door zijn vakgroep voortdurend tegengewerkt. Hij kreeg niet het laboratorium waar hij om vroeg, mocht jarenlang alleen aan eerstejaars studenten college geven en kreeg geen gelegenheid tot het doen van veldonderzoek. In 1957 werd Hermans door de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945 gelauwerd met de Prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet. Hermans weigerde deze prijs aan te nemen.
Zijn tegenstanders meenden dat hij te weinig op het instituut verscheen en zijn colleges onvoldoende voorbereidde of bewust verstek liet gaan. Hoewel Hermans met het boek Erosie (1960) liet zien dat hij van een fysisch-geografisch onderwerp een zeer goed leesbaar verhaal kon maken, publiceerde hij na zijn promotie weinig meer in zijn vakgebied. Na beschuldigingen, van onder meer het toenmalig ARP-Tweede Kamerlid en de latere minister Jan de Koning, dat Hermans al zijn tijd aan het schrijven van bellettrie besteedde en daardoor niet aan zijn eigenlijke leeropdracht zou toekomen, werd een commissie ingesteld om deze kwestie te onderzoeken. Het onderzoek pleitte Hermans grotendeels vrij. Voor Hermans was de maat echter vol. Per 1 september 1973 nam hij ontslag. Het werd hem eervol verleend. Hermans vestigde zich als fulltime schrijver in Parijs. In Onder professoren, een ternauwernood verhulde sleutelroman, nam hij wraak op zijn oude tegenstanders en op het milieu dat hem had uitgestoten. Tussen Hermans en Groningen is het niet meer goed gekomen. Er volgden nog twee boeken waarin Hermans afrekent met de stad Groningen en de universiteit aldaar, namelijk Uit talloos veel miljoenen (1980) en Ruisend gruis (1995).

In de romans en verhalen van W.F. Hermans is de eerste zin vaak opmerkelijk: krachtig, intrigerend en verwijzend naar het hoofdthema. Hermans stelde zelf veel belang in de eerste zin van een roman of verhaal, ook bij andere schrijvers. 
Die van zijn meest gelezen roman De donkere kamer van Damokles:
...Dagenlang zwierf hij rond op zijn vlot, zonder drinken.
De eerste zin van Ik heb altijd gelijk, de roman die voor grote opschudding zorgde door de anti-katholieke passages:
"Omdat het vandaag de laatste dag is, zal ik je sparen."
De eerste zin van Nooit meer slapen is opmerkelijk door zijn beknoptheid en zeggingskracht:
"De portier is een invalide."

Het werk van Hermans kan worden onderverdeeld in:
  1. Realistische romans, verhalen en novellen
  2. Surrealistische romans, verhalen en novellen
  3. Essays en diverse artikelen: vaak sterk polemisch van aard
  4. Wetenschappelijk werk als fysisch geograaf
  5. Vertalingen: onder andere Ludwig Wittgensteins Tractatus Logico-Philosophicus (1975)
  6. Poëzie
  7. Toneelwerken
  8. Brieven.

Een serie foto's die aansluiten bij het verhaal:


Ik heb deze foto gekozen omdat het verhaal over
Osewoudt te maken had met de tweede wereldoorlog.
Deze foto vond ik daar wel geschikt voor.

Osewoudt krijgt van Dorbeck de opdracht om een fotorolletje
te ontwikkelen. Dit plaatje vind ik erg belangrijk aangezienhet fotorolletje te maken heeft met de dood van Osewoudt.

Osewoudt zijn vrouw beschrijft hem en Dorbeck als twee
druppeltjes water, omdat ze erg veel op elkaar lijken.
Als je naar dit plaatje kijkt zie je ook dat er weinig verschil
is tussen de twee druppels.


Het ontwikkelen van fotorolletjes vindt plaats in een donkere
kamer vandaar dat ik dit plaatje ook heb bijgevoegd.
Ik heb voor de tram gekozen omdat Osewoudt vooral reisde
met de tram en waarschijnlijk ook met deze tramlijn.
Deze pistool staat voor dat hij 2 personen in het verhaal heeft
doodgeschoten. Zelf is hij aan het einde ook doodgeschoten
door een soldaat.
Het leica fototoestel heb ik erbij gezet omdat Osewoudt deze
in zijn zak hield en en foto's mee had gemaakt.
Dit is een foto van een verpleegkundige. Ik heb deze foto
gekozen omdat Osewoudt zich in een bepaald deel van het
verhaal, had vermomd als een verpleegkundige.
Osewoudt woonde in Leiden maar kwam na de dood van zijn
vader wonen bij zijn oom en tante in Amsterdam.
Dit is een giftige kristal. Deze kreeg Osewoudt van Dorbeck.
Als je de kristal in je drinken komt, kan het je vergiftigen.


Motto Ludwig Wittgenstein:

‘Ik kan hem zoeken als hij er niet is, maar hem niet ophangen als hij er niet is.
Men zou kunnen willen zeggen: ‘‘Dan moet hij er toch ook zijn als ik hem zoek.’’
- Dan moet hij er ook zijn als ik hem niet vind, en ook als hij helemaal niet bestaat.’
Ludwig Wittgenstein

Deze motto past goed bij het boek omdat het betrekking heeft tussen Osewoudt en Dorbeck in het verhaal. Osewoudt moet allerlei opdrachten uitvoeren voor Dorbeck.
Dorbeck is soms weg en soms is hij er gewoon. Als Osewoudt, Dorbeck wilt zoeken dan is  hij onvindbaar.  In het verhaal geloven de mensen Osewoudt niet als hij over Dorbeck vertelt omdat Dorbeck gewoonweg niet te vinden is, terwijl hij er eigenlijk wel is.

Titel verklaring:

De titel De donkere kamer van Damocles is afgeleid van de uitdrukking 'Het zwaard van Damocles' en duidt op een voortdurende dreiging. De dreiging is in dit geval niet afkomstig van een zwaard maar van een - mislukte - foto, die de onschuld van de hoofdpersoon had moeten bewijzen. Vandaar 'donkere kamer': deze 'donkere kamer' verwijst, behalve naar de ruimte waar foto's worden ontwikkeld, ook naar de cellen, waarin de hoofdpersoon verblijft.



Lofrede:

Eerst kon ik me daadwerkelijk niks voorstellen bij het boek. Er was geen plaatje op de kaft te bekennen en ook geen resencie. Dat maakte mij al zeer nieuwsgierig. Toen ik eenmaal begon te lezen verdiepte ik me erg in het verhaal. Vanaf de eerste bladzijde geeft het boek al veel spanning en naarmate je verder in het boek komt word het alleen nog maar spannender. Dit boek neemt je mee op avontuur. De manier waarop het verhaal verteld word is aan de ene kant een beetje geheimzinnig en vaag maar aan de andere kant toch ook weer heel duidelijk. De schrijfer van dit boek weet de spanning erin te houden en geheimen in het verhaal niet te verklappen. Wat het boek vooral zo bijzonder maakt is dat er veel elementen in staan waarvan je niet zou verwachtten dat ze in die tijd ook voorkwamen. Wat wel jammer is dat Osewoudt zich door iedereen liet commanderen. Hij deed alles wat andere hem opdroegen te doen. Je wordt in het verhaal meegesleept in het verhaal van Osewoudt. Vooral middelbare scholieren raad ik dit boek aan om te lezen.
Wil je het verhaal echt snappen en alles verhelderen dan moet je dit boek niet een keer lezen maar twee keer! Veel leesplezier.

12 oktober 2012

Weblog opdracht 1B.

Ridderliteratuur

Ridderliteratuur was een bron van verstrooiing: aan de middeleeuwse hoven genoot men van lange en spannende verhalen over moed, trouw en liefde. Maar ze had ook een voorbeeldfunctie: de lotgevallen van de romanfiguren dienden tot voorbeeld van de edelen die naar zulke verhalen luisterden.

Ridderliteratuur werd dus geschreven en vervolgens voorgedragen aan het volk om ze te vermaken. Bovendien bevatte meestal ook een boodschap. Het bestond uit vier onderwerpen: strijd/gevechten,
informatie over de mensheid (karaktereigenschappen), vrouwen en bescherming en trouw aan de leenheer (Karel).
We onderscheiden twee soorten ridderromans; Karel Romans (Voorhoofse ridderroman) en Arturromans (Hoofse ridderroman).
In Arturromans wordt de vrouw meer in haar waarde gelaten dan in de Karelromans. Daarnaast speelt de hoofse minne een voorname rol, zijn list en sluwheid belangrijker dan brute kracht en moed en treden er vaak sprookjesachtige elementen op. De ridders vechten op een waardige manier met elkaar en Artur speelt de hoofdrol. In de Karelromans gaat het meer over trouw aan de leenheer en trouw aan god en vrouwen hadden veel minder de hoofdrol. Karel de Grote speelde de rol in de Karelromans.


Karelromans


Karel de Grote krijgt aan de vooravond van een hofdag van een engel de opdracht om uit stelen te gaan. Hij gehoorzaamt met tegenzin, en trekt uiteindelijk het duistere woud in. 
Ik vind het wel slecht dat Karel de Grote uit stelen gaat, maar ook weer vreemd dat een engel hem de opdracht ervoor geeft. De engel riep hem 3 keer en dat betekende dat het een teken van god was om uit stelen te gaan.
Karel ende Elegast behoort tot de Karelromans omdat het in het verhaal draait om trouw en ontrouw, en god bovenaan staat.
Bovendien worden vrouwen niet vereerd in het verhaal.
Hieronder staan enkele voorbeelden van romans die bij Karelromans horen:
-
Karel ende elegast
-
Ferguut
-
waleweinIn het Roelantslied zijn twee ridders. De ene is trouw, de andere ontrouw aan koning Karel. Wie zijn deze ridders? Geef in maximaal 30 woorden weer hoe ze handelen.
Het Roelantsliet behoort tot een Karelroman omdat,    de stof gaat meestal terug op een historische figuur;
strijd en brute kracht worden verheerlijkt;
de vrouw speelt een ondergeschikte rol en wordt soms ruw behandeld;
de trouw (aan God en de leenheer) is zeer belangrijk.
Een soort kogelvrij vest in de middeleeuwen ter bescherming van de ridders. Gemaakt van ringen.


Arturromans


Ferguut alias De Ridder met het Witte Schild is een Middelnederlandse niet-historische Arthurroman, geschreven in de voor de Middelnederlandse epiek gebruikelijke gepaard rijmende verzen, vermoedelijk in het derde kwart van de 13e eeuw. De Ferguut is een vertaling / bewerking van de Oudfranse Arturroman in verzen Fergus alias Le Chevalier au Biel Escu van Guillaume le Clerc.
Ferguut behoort tot de Arturromans. De uitvinder hiervan is Chrétien de Troyes.
Om een ridder te worden moest je een man zijn en uit een adellijke familie komen. Om ridder te worden moest je zo vroeg mogelijk met je opleiding beginnen. Vanaf zeven jaar werd je naar een ander kasteel gestuurd waar je tafels moesten leren bedienen en les kregen in goede manieren. Een soldaat leerde de jongens vechten. Het eerste paard van een jongen was een houten paard dat op wieltjes vooruit getrokken werd. Met een bezem die als lans diende kon men oefenen in het aanvallen te paard. Als je veertien jaar oud was, werd je een schildknaap. Na vier jaar schildknaap te zijn geweest werd je ridder. Vooraf werd er een nachtwake gehouden. De volgende dag werd je met een zwaard tot ridder geslagen.
Enkele ridderromans zijn ook verfilmd, 4 films die over ridder Arthur gaan zijn:
- King Arthur
- Excalibur
- First knight
- Merlin
Namen van ridders die een grote rol spelen in Arthurromans:
- Lancelot
- Genievre
- Walewein
- Galaad


De heilige graal zou de schaal of beker zijn waarin het bloed van Christus is opgevangen bij zijn kruisiging, in andere verhalen is het de beker die gebruikt werd bij het Laatste Avondmaal.
Kenmerken van hoofsheid:hoge waardering van de vrouw, moedige, sterke en slimme ridders
Ferguut is geen hoofse ridder. Hij begrijpt de hoofse conversatie, die bol staat van figuurlijk taalgebruik, niet. Hij weet ook niet wat hoofse liefde is omdat hij Galiene afwijst en liever gaat vechten. Het was ongepast als ridder een dame een dienst te weigeren

Als ik op het vechtstede college zat in de tijd van de ridders e.d. dan zou ik erg net gekleed naar school gaan, en niet met de scooter maar met een paard komen. Ook zou ik erg trouw zijn aan de docenten, respect tonen e.d. School zou dan erg anders zijn dan nu. Ook besteed de school dan meer aandacht aan geloof en het christendom.
Ik heb van de middeleeuwse tekst: Elckerlijc, een fragment genoteerd die me wel aansprak! De fragment gaat als volgt:
‘Laten we bidden dat iedereen zonder zonden voor God verschijnt’.
Ik heb juist deze fragment gekozen omdat ik het wel vind passen bij de tekst en dat het ook hoop geeft en ook nog eens waar is.

4 juni 2012

De zelfmoordclub van Arto Paasilinna.

Informatie over het boek:
Ik heb het boek ‘’De zelfmoordclub’’ van Arto Paasilinna gelezen.
Dit is een vertaalde roman en de oorspronkelijke taal van dit boek is Fins.
De kaft van het boek is niet zo opvallend. Het plaatje bevat niet veel kleur en het zegt bovendien ook niet erg veel over het verhaal zelf.  Je ziet 5 mannen in een zwarte pak die lopen/rennen over een pad. Bovendien kijk je tegen hun rug aan waardoor je hun gezicht ook niet ziet. De titel daartegenover vertelt er veel meer over. De achterkant van het boek is rood en bevat alleen de omslag.  De omslag van het boek is zeer boeiend en maakt je ook nieuwsgierig om het verhaal verder te lezen. Op het eerste gezicht leek het mij een niet zo boeiende boek totdat ik de omslag ervan had gelezen.
Hieronder staat een plaatje van de kaft van het boek en de omslag ervan:

    
(de omslag van het boek is niet leesbaar vanwege de grootte van het plaatje, dus zul je hem moeten kopiëren en ergens anders (b.v. in word) moeten plakken en uitvergroten om hem te kunnen lezen.)

Het boek gaat over een Directeur genaamd Rellonen en de kolonel Kemppainen.
Deze twee mannen waren het leven zat en wouden zelfmoord plegen. Ze kwamen elkaar tegen op de plek waar ze beide zelfmoord wouden plegen. Ze waren verbluft en stelde zich voor. Ze vertelde hun levensverhalen aan elkaar en kwamen op het idee om een advertentie te maken met als doel om een groep mensen bij elkaar te krijgen die ook zelfmoord willen plegen. Ruim zeshonderd mensen reageerde op de advertentie. Rellonen en Kemppainen besloten om ze allemaal uit te nodigen voor een bijeenkomst. Bij deze bijeenkomst werd besloten dat ze naar het noordelijkste puntje zouden rijden en zichzelf daar in de ijskoude zee zouden laten stortten. Van al die mensen gingen er in totaal ruim 40 personen mee. Tijdens die reis werd de band onder de groep zelfmoordenaars groter. Toen ze aankwamen bij de Noordkaap mislukte de zelfmoordpoging en besloten ze om naar Zwitserland te gaan om daar een nieuwe poging te wagen.
Maar de weersomstandigheden zorgde voor hun volgende reisdoel, Cabo de Sao Vincente in het zuidwesten van Portugal.  Tijdens de reis word hun band nog hechter en beginnen ze het leven weer leuk te vinden. Alleen de chauffeur houd zich nog vast aan de oorspronkelijke plan.
‘’De zelfmoordenaars, waartussen verschillende romances zijn opgebloeid, hebben nieuwe oogmerken gekregen’’.   Met deze tegenstelling eindigt het boek.

Mijn verwachting bij dit boek was dat het een verdrietig boek zou zijn. Maar toen ik hem zat te lezen, merkte ik dat het helemaal niet zo verdrietig is. Het bevatte ook veel humor en het was leuk om deze boek te lezen. 

Ik heb dit boek gekozen via de lijst die we van de docente Nederlands kregen toe gemaild.
In die lijst waren er een aantal boeken. Ik vergeleek alle boeken met elkaar en koos de leukste uit.
En dat was dus, ‘de zelfmoordclub’ van Arto Paasilinna.



Informatie over de schrijver:

Ik had nog nooit eerder van de schrijver Arto Paasilinna gehoord. Maar dat is ook logisch, want hij is een Finse auteur. Nu ik één van zijn verhalen heb gelezen vind ik hem wel een goede en getalenteerde  schrijver. Hij heeft veel komedie en zijn verhalen zijn ook boeiend. Als ik nog eens een vertaalde roman zou moeten lezen, dan zou ik mijn voorkeur aan boeken van deze auteur geven.

Over de auteur zelf:
Arto Tapio Paasilinna is geboren op 20 april 1942 in Kittilä. Hij is een Finse schrijver van humoristische romans. Hij is de zoon van Väinö Paasilinna en Hilda Maria Niva. Hij heeft vijf broers en twee zussen, waarvan twee broers Erno en Mauri ook schrijver zijn. Zijn oudere broer Reino is momenteel lid van het Europees Parlement.
Arto Paasilinna was in de
jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw journalist voor verschillende bladen. Hij is getrouwd met Terttu Annikki Paasilinna en heeft twee zoons. Hij woont in  een stad genaamd Espo, in Finland.
Zijn eerste roman Operaatio Finlandia (Operatie Finlandia) werd in
1972 gepubliceerd. Paasilinna's romans zijn tot op heden (2008) in 45 talen vertaald. Sommige van zijn romans werden ook verfilmd, waaronder zijn meest bekende roman Jäniksen vuosi (Het jaar van de haas), in het Nederlands vertaald met de titel Haas. Daarnaast zijn er tientallen toneelbewerkingen van zijn romans gemaakt. Ook zijn er stripverhalen gemaakt, die gebaseerd zijn op Paasilinna's romans. In binnen- en buitenland zijn er tussen de 4 à 6 miljoen exemplaren van zijn romans in omloop.

Andere romans van Arto Paasilinna vertaald in het Nederlands:

*Haas 1993 (vertaling Maarten Tengbergen)
*De huilende molenaar
2001 (vertaling Annemarie Raas)
*De gifkokkin
2002 (vertaling Annemarie Raas)
*De zelfmoordclub
2004 (vertaling Annemarie Raas)
*Wees genadig
2005 (vertaling Annemarie Raas)
*De tien minnaressen
2007 (vertaling Annemarie Raas)
*De zomer van de vrolijke stieren
2009 (vertaling Annemarie Raas)
*Helse eendjes
2012 (vertaling Annemarie Raas)

Als ik de schrijver een vraag, dan zou ik hem de volgende vraag stellen:
"Hoe komt u op het idee om een boek over zelfmoordenaars te schrijven?"
Ik zou hem deze vraag stellen omdat het wel een bijzonder onderwerp is die je niet vaak tegenkomt.



Mijn eigen mening:

Ik heb het boek midden in Mei gelezen. Voordat ik ging lezen had ik een andere gedachte over het boek. Ik dacht dat het alleen maar een droevige verhaal was, maar tijdens het lezen merkte ik al gauw dat dat helemaal niet zo was.  Na het lezen dacht ik bij mezelf, dat het toch nog een leuk boek was. Het was niet alleen leuk maar vooral ook grappig. Je zou niet snel denken dat het boek grappig is nadat je de titel of omslag hebt gelezen. De eerste paar hoofdstukken waren vooral serieus over het plegen van een zelfmaar, maar steeds verder in het boek werd het leuker en grappiger. Het mooiste deel van het boek vond ik dat, de mensen die opweg waren om zelfmoord te plegen, uiteindelijk besefte dat hun leven toch wel belangrijk was. Ze kregen een nieuwe leven in hun ogen, Verder was de taalgebruik gewoon normaal.
Ik zou iemand anders deze boek zeker aanraden. Het is gewoon een leuke boek om te lezen.

Hieronder staan de links met de samenvatting, recensie, en biografie van de schrijver.

Recensie:
http://www.bruna.nl/boeken/de-zelfmoordclub-9789028420458

Biografie auteur in het nederlands:http://nl.wikipedia.org/wiki/Arto_Paasilinna

Biografie auteur in het engels (veel uitgebreider):http://en.wikipedia.org/wiki/Arto_Paasilinna

Samenvatting:http://www.middelcommunicatie.nl/?content=leesimpressies&impressie=arto-paasilinna-de-zelfmoordclub

_________________________________________________________________________